De bekende Waregemse letterkundige en beeldhouwer was beroepshalve muziekleraar. Hij trad omstreeks 1966 naar buiten als beeldhouwer, Al het jaar daarop ontpopte hij zich als schrijver met de roman "De sluipwesp". In 1968 behaalde hij de Provinciale Prijs voor Letterkunde. Naderhand verschenen de novellen "Het licht" (1969) en "Harry" (1970). In 1972 werd zijn roman "De pees" voorgesteld.
In beide kunsttakken was hij kritisch voor zichzelf. Alleen wat hij echt goed vond werd gedrukt of tentoongesteld. In 1970 opende hij een kunstgalerij die hij "Da Vinci" noemde. Zij verwierf in korte tijd naam en faam en groeide uit tot een trefpunt voor grafische kunst in de regio. Zo was hij de stichter van het Gaverfonds en organiseerde hij de Gaverprijs voor schilderkunst.
In een "In Memoriam" in "Vlaanderen", nr. 158 (1977) wordt een beeld geschetst van zijn verschillende kunstuitingen en de ermee gepaard gaande moeilijkheden: een lange weg, niet steeds bestrooid met rozen, een bijna onvermijdelijke innerlijke tweespalt.
Hij was een kunstenaar die het zich nooit gemakkelijk maakte, want hij was door een inwendig vuur gedreven. Dit vuur was niet alleen een artistieke bezetenheid, maar ook, aansluitend bij de kunstopvattingen van André Demedts, een diep meevoelen en verbondenheid met de medemens. Dit alles kenmerkte zowel zijn literair werk als zijn beeldhouwwerk |